Neem alvast een kijkje
1661
De stichter was een Bennema en wel Jelmer(us) Bennema, (geboren 1628/29) uit Leeuwarden. Hij kwam uit een familie van rijke bierbrouwers en kooplui, oorspronkelijk doopsgezinden. Jelmer trouwde in 1661 met zijn achternicht Elbertje Pouweltsz Fortuyn uit Amsterdam en zal niet veel later begonnen zijn met de bouw van een nieuw landhuis te Hurdegaryp, dat de naam Bennema State kreeg.
Het was de 'gouden eeuw' en er heerste welvaart in het land. Hij volgde hiermee de betrekkelijk algemene mode van die tijd. Nu bekend is hoe Bennema State aan zijn naam komt, kan nog een stapje verder worden gegaan. Immers families ontlenen hun naam ook weer ergens anders aan. In het geval van Bennema State is dit goed na te gaan. Jelmer zijn grootvader en grootmoeder aan vaders kant waren Jasper Pouweltsz, brouwer te Leeuwarden en Lijsbeth Pyter. Lijsbeth haar vader was Pyter Jeltes koopman te Kollum, die in zijn tijd naam maakte als voorman van de vrijzinnige doopsgezinde stroming "Het Pyter Jeltsjes-volk". Voor dit verhaal is van belang dat Pyter Jeltes eigenaar was van de Bennemaheerd in Noordhorn in de provincie Groningen. Een heerd in de Groninger kontreien is ongeveer hetzelfde als een State in Friesland, d.w.z. een voornaam landhuis. Deze heerd was gesticht door de adellijke familie Benninga. Door erven kwam de heerd in bezit van Jelte Jaspersz, de eerste uit die familie die zich Bennema noemde. Hij was de vader van Jelmer.
Daar Jelmer enig kind was, wordt hij na vaders overlijden (1640) ook eigenaar van Bennemaheerd. Bennema State is indirect genoemd naar Bennemaheerd in Noordhorn. Terug naar Jelmer Bennema. Hij lijkt alles mee te hebben. Een vrouw, een dochtertje en geld genoeg. Zoveel geld zelfs dat hij zijn hele leven kon rentenieren, maar door het noodlot wordt hij niet gespaard. Het meisje stierf kort na de geboorte, en zijn vrouw overleed in 1665. Jelmer zelf werd op 5 juni 1668 in de Westerkerk in Leeuwarden begraven en is dus maar 40 jaar oud geworden. Toen zijn vrouw nog leefde hadden zij een testament laten maken, daar werd o.a. in bepaald dat Bennemaheerd in bezit zou komen van een broer van Elbertje, Gerardus Fortuyn. Over Bennema State zelf werd niets vastgelegd, maar de erfgenaam verscheen toch al gauw in Hurdegaryp als de nieuwe eigenaar en bewoner.
1668
Gerdardus Fortuyn was ook rentenier. Voor zover bekend oefende hij geen beroep uit. Wel enkele minder gewichtige functies zoals dijkgedeputeerde van It Nij Bilt (daar had hij ook stukken land), ouderling en kerkvoogd van Hurdegaryp. Hij was in 1662 in het dorp getrouwd met Janneke van Dalen en liet zich het andere jaar ook op belijdenis dopen. Hij was dus oorspronkelijk ook doopsgezind. Van zijn (voor) ouders in Amsterdam en Friesland had hij veel bezit meegekregen, maar veel bakte hij er niet van. Hij deed zijn naam geen eer aan. Uit de stukken komt hij naar voren als een 'born loser' (geboren verliezer). Als hij een proces voerde, verloor hij dat en hij maakte schulden waar eenieder zich over verbaasde. Na 1675 moest hij uitverkoop van zijn bezit houden om zijn zaken nog wat in balans te houden. Bennema State heeft hij echter niet van de hand gedaan. In tegendeel, hij maakte er nogal wat van. Zo liet hij een kunstige binnenpoort maken door de Leeuwarder beeldhouwer/houtsnijder Focke Idses, de man die in 1670 ook de panelen in de preekstoel van de hervormde kerk gesneden heeft. Die binnenpoort is het enige wat van Bennema State overgebleven is. Het kunstwerk was te bezichtigen in het 'oude' Fries museum aan de Tweebaksmarkt in Leeuwarden. Hij lied ook in herenbank in de hervormde kerk van Hurdegaryp aanbrengen, die echter bij de laatste restauratie van de kerk in 1981 verwijderd is en via de Stichting Alde Fryske Tsjerken, is verhuisd naar de kerk van Feinsum.
Gerardus Fortuyn is in 1713 overleden. Zijn vrouw een jaar of vijf eerder. Hij is ongeveer 80 jaar geworden, wat voor die tijd uitzonderlijk oud is. De oude man zal de hoop gehad hebben, dat zijn kinderen dezelfde liefde voor Bennema State zouden opbrengen, maar dat mocht niet zo zijn.
De zoon dr. Jelmerus Gellius Fortuyn, gedoopt in Hurdegaryp 15 oktober 1671 en vernoemd naar erfoom Jelmerus Bennema, werd erfgenaam. Hij was advocaat te Leeuwarden en verkocht de State nog in 1713 aan Jurjen Isaäcks Groenewolt, "tonnemeester van de provincie Friesland", en zijn vrouw Lijntjen Bintes in Leeuwarden. Het koopcontract spreekt van "zekere heerlijke en mooie zathe en landen, samen boerderij en schuren hof met bomen en plantages".
Volgens zeggen is er 70 pondemaat (à 3678 m2 meter) land bij, zowel bouwland als grasland. In begrepen bij de koop zijn een "antieke stoet in het koor van de kerk" en een watermolen. Bij het erf horen grachten, lanen, vijvers, en een oprijlaan. De State gaat van de hand voor ± fl 71,50 per pondemaat, alle opstallen inbegrepen. Voor de verkoper zal het een tegenvaller geweest zijn dat de landmeter niet verder kwam dan goed 61 pondemaat.
1718
lsaack Groenwolt staat dan als eigenaar en bewoner ingeschreven, zeker een zoon. De familie woont hier dus al, maar zal Bennema State toch als tweede woning gebruikt hebben.
1725
De State werd weer verkocht, nu aan de kolonel Willem Livius van Vierssen en zijn vrouw Cristina van Scheltinga uit Burgum. Van Vierssen was toen al jarenlang eigenaar van twee boerderijen in Hurdegaryp: een in Gaestmabuorren en een naast Bennema State. Hij is in 1752 overleden. Zonder twijfel was hij in zijn tijd zeker de rijkste inwoner van dit dorp; als hij het eerlijk bij de belasting aangegeven had, liet zijn kapitaal zich uitrekenen op fl 100.000. Na zijn overlijden was het direct uit met de liefde van de familie voor Bennema. Bennema State werd verkocht aan Boelardus Augustinus van Boelens, die toen in Tytsjerk woonde.
Het huis werd beschreven als een "heerlijke huizinge, bestaande uit een royaal voorhuis, grote zaal met een zijkamer, twee behangen achterkamers, drie bovenkamers, twee dito kleinere, een keuken met een bedstee en voorraadkast, een galerij met tinkast, een bierkelder met een afgeschutte wijnkelder, kleren- en turfzolder". Er is ook een "secreet’ of wc bij en een schuur, een paardenstal met plaats voor vijf paarden en een wagenhuis. Afzonderlijk werd nog genoemd een regenwaterput en een put voor grondwater. Het erf werd omringd door twee royale singels aan grote hovinge met beste vruchtbomen, genoemd "naantiehoff" (dat is een hof waar vruchtbomen kunstmatig laag op de stam worden gehouden), een bloementuin, vijvers en een hek met stenen palen bij de ingang (hamei). Het bijbehorende land was 36 pondemaat (ruim 13 ha) groot. De akte maakt natuurlijk ook gewag van het stemrecht dat aan de State verbonden is. Verder zijn er ook nog verplichtingen aan verbonden zoals onderhoud van een stuk weg voor het huis, een stuk zomerweg en (voor een deel) "de Hurdegariperbrug". Het grote verschil met 1725 is dat er niet meer wordt geboend op Bennema State. Voorheen was er bij het huis nog een "huis manne kamer" met twee bedsteden, en een "melkkelder". Er was toen ook veel meer land bij, totaal 95 pondemaat. De akte spreekt dan in de eerste plaats van "zekere heerlijke sate en landen". De grote "plaisante huizinge" komt op de tweede plaats. De verschillen komen natuurlijk ook tot uitdrukking in de prijs: in 1725 fl 5249, in 1752 fl 3963 (van 28 stuivers het stuk; in guldens van 20 st. zou het geweest zijn fl 7349 resp. fl 5548). Uit deze cijfers valt af te leiden dat het land in deze streken toen 30 gulden het pondemaat kostte en dat de waarde van het huis met bijbehoren op ongeveer 4500 gulden berekend wordt.
1752
Van Boelens was niet erg actief in het maatschappelijke leven. Voor zover bekend rentenierde hij zijn hele leven. Uiteindelijk kregen toch de maatschappelijke zeden vat op deze dorpsgenoot. Op 5 april 1771 verscheen het gerecht van Tytsjerksteradiel in zijn geheel op Bennema State om Boelardus Augustinus van Boelens en Anna Mellinga (de zondagse naam van Antje Melles) in het huwelijk te bevestigen. Mogelijk hebben zij deze stap gezet om de erfrechten van hun kinderen veilig te stellen. De kinderen, intussen vijf, werden bij het huwelijk erkend en zijn drie jaar later in de hervormde kerk gedoopt. Van Boelens is op 9 november 1777 ovenleden zijn vrouw al een jaar eerder.
1779
Bennema State werd nu verhuurd. Nadat het huis een jaar leeg gestaan had, werd het als tweede woning gebruikt door Johannes Wilhelmus van Hanswijk uit Leeuwarden (1779-1781), maar toen kwam er met jonker Julius van Burmania weer een vaste bewoner (1781-1784). Daarna staat het weer vier jaar leeg.
1788
De State werd nu t/m 1792 bewoond door Menno Frans Sluiterman die in dat jaar overleed. Intussen was Bennema State bij boedelscheiding toebedeeld aan een van de dochters. Hillegonda (1764- 1824) is in 1784 getrouwd met Edeus Wielinga Huber. Deze Huber was advocaat; de familie had Bennema State wel in gebruik, maan woonde meestal in Leeuwarden. Dat veranderde nog niet direct na bet overlijden van Huber in 1794; hij was nog geen 40 jaar oud. De weduwe en beide kinderen kwamen hier wonen in 1798. De dochter, Catharina Wielinga Huber, was in 1785 geboren te Leeuwarden en is getrouwd geweest. Zij overleed hier op 3 december 1841.
1841
Zij liet Bennema State na aan haar enigste broer mr. Ulrich Herman Wielinga Huber (1792-1871), raadsheer van het Gerechtshof in Leeuwarden en tijdelijk voorzitter van de "Friese Maatschappij van Landbouw". Hij was getrouwd met jonkvrouwe Anskjen Doys Vegilin van Clearbergen en zal niet zoveel op Bennema State geweest zijn. Zijn belangstelling ging voornamelijk uit naar Koarnjum, waar hij was eigenaar en bewoner van Martena State was en verder naar Dronryp waar hij ook grondbezitter was. Huben overleed in 1871. Hij had geen kinderen of oomzeggers.
1871
Huber liet Bennema State na aan een verder familielid, Epeus Huber (1846-1914) toen rechtenstudent in Leiden. Uit de stukken werd duidelijk dat er toen ongeveer 33 ha land bij was, maar een taxatie was er niet bij. Wel is te lezen dat de oude Huber meer dan een half miljoen gulden naliet. In zijn testament waarschuwt hij tegen het verhuren van Bennema State ("hetgeen de ruïne der plaats wordt") en spreekt de hoop uit dat neef Epeus zelf op Bennema State gaat wonen. Dat heeft de neef in het begin ook gedaan, maar in 1876 is het uit met de liefde. Wat hem bewogen heeft weten wij niet; in elk gevat liet hij Bennema State in het openbaar verkopen. De beschrijving van alle kamers enz. is zo uitgebreid dat hier maar een klein stukje van beschreven wordt: "een ruime geplafonneerde vestibule met marmeren vloer, die leiden naar de geplafonneerde zaal ten oosten met marmeren mantel en naar de westelijke geplafonneerde enz." Ook boven zijn veel vertrekken, de wijnkelder is er nog en natuurlijk de tuin met de vijvers, tuinen en singels. Het geheel wordt in twaalf percelen verkocht, maar blijft vooreerst in één hand.
1876
De hoogste bieder werd een Dokkumer rentenier, Albert Jan Gleistra, voor fl. 42.982. Gleistra wordt ook de nieuwe bewoner. Hij overlijdt op 3 november 1878, zonder testament en kinderen na te laten. Naaste familie had hij ook niet, dus werd het een hele klus voor de plaatselijke notaris, Ulbo Oosterbaan. Zes grote foliovellen had hij nodig om alle erfgenamen op te schrijven. Bennema State kwam weer in de verkoop, nu in 18 percelen, en deze keer vloog het bezit helemaal uit elkaar.
1879
Bij de provisionele veiling wordt totaal fl. 47014 geboden. Bij de finale op 3 maart 1879 fl. 49633. Bij de kopers waren verscheidene strijkgeldschrijvers die er mee bleven zitten. Of dit met de State zelf ook het geval was staat niet vast, maar is wel erg onwaarschijnlijk. Bennema State wordt door de Leeuwarder aannemer T.C. Bokhuis beschreven op fl. 7119 en later voor fl. 8000 gekocht door Eeltje Mulder, koopman te Huizum en Hendrik Fokkes van der Heide, ook al een aannemer uit Leeuwarden. Toen zij Bennema State hetzelfde jaar alweer lieten veilen lukte dat niet goed. Van der Heide, die intussen op Bennema State woonde, wordt nu voor fl. 9017 alleen eigenaar. Maar een jaar later kon hij er toch voordelig uitspringen.
1880
Een militaire dokter die hier met verlof was, wilde in Bennema State een huisartspraktijk te vestigen. Zijn naam was Frederik de Boer, geboren in 1840 te Echten. Hij had in de kolonies carrière gemaakt ("officier van gezondheid 1ste klasse bij het Oost-Indisch leger") en had er fl. 10.000 voor over om eigenaar van Bennema State te worden. In die tijd was de State nog ruim 2 ha groot. Alle akten spreken van de marmeren vloeren en schoorsteenmantels; ook de hamei schijnt erg bijzonder te zijn. Er is nog een kleine boerderij bij, noordelijk van het herenhuis met stalling voor 18 koeien en in de kleine stal plaats voor vier paarden. De Boer is hier 15 jaar dokter geweest. Hij werd in zijn beroep en ook als eigenaar en bewoner van Bennema State opgevolgd door Hendrik Anema. Hij kon het huis met bijbehoren voor fl. 8000 overnemen; dit betekent dat De Boer eerder een te hoge prijs heeft betaald.
1898
Annema wordt opgevolgd door Pieter Gerrits Bontekoe, geboren in Húns op 29 juni 1872 en opgegroeid in Hurdegaryp. Hij was hier huisarts tot 1 december 1936. De familie Bontekoe bleef ook na 1936 op Bennema State wonen. De dokter is op 2 juni 1953 in Leeuwarden ovenleden. Zijn weduwe - Janke Koning - verhuisde nadat zij en haar twee kinderen Bennema State verkocht hadden, naar Oosterwolde.
1953
Op 1 september van dat jaar wordt het huis voor fl. 28.000 verkocht aan de Diaconie van de gereformeerde kerk van Oentsjerk. Het lag voor de hand dat er toen al plannen lagen om hier een huis voor "ouden van dagen" te stichten. Om dit doel te bereiken werd de stichting "Ta Gods Eare" in het leven geroepen. Deelnemers waren vijf gereformeerde kerken, te weten die van Burgum, Garyp, Noardburgum, Oentsjerk en Wârnswert aan de streek. Al gauw sloten ook nog vier anderen zich aan, nl. Berltsum, Huizum, Suwâld en Wirdum. In Hurdegaryp zelf was toen nog geen gereformeerde kerk. Die kwam er in 1959. De stichting moet al hebben bestaan in begin 1954, want toen nam zij Bennema State over van de diaconie van Oentsjerk voor dezelfde fl. 28000. Maar de officiële oprichtingsdatum is 10 februari 1955. Het bestuur werd gevormd door afgevaardigden van de deelnemende kerken. De nieuwe stichting begon vol overgave en de plannen waren dan ook al een jaar later gereed. Volgens een aantekening van de Hurdegariper Marten Koops Scholten, werd op 1 juli 1956 begonnen met breken en bouwen. Met de oude State en haar beplanting, Bennema State stond bekend om zijn eiken- en beukenbomen, wordt voorzichtig omgesprongen. In die tijd hield Monumentenzorg ook nog een oogje in het zeil. Het bouwplan van de architect J.J. Stiensma uit Leeuwarden was erop gericht om van de State en de aanbouw zoveel mogelijk een harmonisch geheel te maken. Aan de achterkant wordt het koetshuis weggebroken om een verbinding te krijgen; de gele bepleistering werd hersteld. Inwendig kwamen er aanpassingen aan de eisen van die tijd. De aanneemsom was bijna een miljoen gulden (iets meer dan 450.000 euro). De uitvoering van het verbouwen verliep haast even snel als de voorbereiding. De opening werd verricht door burgemeester Oppedijk van Veen. Natuurlijk waren daarbij ook de nodige vooraanstaanden op bestuurlijk en kerkelijk gebied aanwezig. Daarna speelde het korps van Noardburgum vrolijke muziek voor de bewoners, terwijl in de eetzaal tal van sprekers, zoals de krant dat noemt "de sluizen der welsprekendheid wijd openzetten". Allemaal zijn ze vol lof over het initiatief en de uitvoering. In het tehuis was plaats voor 70 senioren, meest alleenstaanden, maar ook plusminus tien echtparen. Er hadden wel dubbel zoveel geplaatst kunnen worden, zoveel belangstelling was er. Volgens goed gereformeerd gebruik richtten de nieuwe bewoners direct een mannen- en vrouwenvereniging op.
De toekomst van Bennema State was na bovengenoemde ingrepen allerminst verzekerd. Een jaar of tien later was het bestuur van mening dat de oude State moest verdwijnen daar het onderhoud te duur werd en er behoefte was van een hogere capaciteit. In 1970 vond de State, toen meer dan 300 jaar oud, een roemloos einde onder de slopershamer. Op het oude stee kwam een nieuwe vleugel, en het aantal inwoners kon op 89 komen. Pas genoemde veranderingen waren niet de laatste. Door de nieuwe maatschappelijke en wettelijke eisen van de jaren 80 kwam het bestuur voor de keus te staan: sluiten of aanpassen. Het werd het laatste. Voor een kleine vijf miljoen gulden is er in 1983 en 1984 verbouwd. Bennema State was 'voldeed weer aan de eisen van die tijd. Het biedt aan 60 personen een thuis. Ook op bestuurlijk en organisatorisch gebied is er de laatst jaren vrij veel veranderd. De bewoners en de vrijwilligers spelen hierin een grote rol. Echter ook deze verbouwing werd op een gegeven moment door de tijd achterhaald.
1989
In dat jaar vond een bestuurlijke herstructurering plaats. De Christelijke Stichting voor Ouderenzorg Tietjerksteradeel (CSOT) wordt opgericht met als deelnemers 11 kerken/gemeenten. Deze stichting heeft een algemeen christelijke signatuur. Onder de CSOT die als toezichthoudend orgaan fungeert, een z.g. holding, resulteren de Stichting Bennema State (het Verzorgingscentrum) de Stichting Aanleunwoningen en de Stichting Vrienden van Bennema State, ieder met een eigen bestuur.
1996
In 1996 begon, onder directeur Jasper Elzinga, de grote reconstructie Bennema State fase 1. "It Apelhof" werd met de grond gelijk gemaakt en op dezelfde plaats verrees de flat met aanleunwoning 165A t/m 165W "It Apelhof". De eigenaar is dan woningbouwvereniging Accolade uit Drachten. In 1998 ging met fase 2 de westelijke vleugel tegen de vlakte waarna op 8 april 1999 een gedeelte van "De Poarte" en de aanleunwoningen 163A t/m 163S werden opgeleverd. Niet lang daarna ging in de fase 3 ook het middendeel onder de slopershamer waarna in december 2000 het middengedeelte en nog 9 hotelappartementen werd gerealiseerd.
2006 - 2008
Het is nu mei 2006 en op stapel staat naast een grondige verbouwing van het dagcentrum en renovatie van het laatste oude stuk waar o.a. de keuken, linnenkamer, personeelsruimte en kantoor TD zit ook nog een megauitbreiding met o.a. 60 wooneenheden richting oostwaarts op het terrein van het dierenpark. Architect Grunstra uit Bolsward heeft zowel de grote reconstructies van 1996 en 1998 als wel het nieuwe gedeelte ontworpen. In 2008 is deze nieuwbouw opgeleverd. Bennema State is van 1997 tot 2002 gefuseerd geweest met Meckama State uit Kollum. Vanaf 2002 gaat Bennema State weer als 'zelfstandige locatie' op in Noorderbreedte "persoonlijke zorg en wooncomfort" de ouderendivisie van Zorggroep Noorderbreedte.
2017
Renovatie historische tuin Bennema State
Voordat de Sintrale As en de Noarder Omwei in 2016 werden geopend, was het erg druk in de dorpskern van Hurdegaryp. Door de opening van die nieuwe wegen daalde het aantal verkeersbewegingen echter grandioos. Van 20.000 tot ongeveer 2000 per etmaal. Het is er dus nu erg rustig. Voor Bennema State zag men kansen om het complex van buiten een nieuwe uitstraling te geven. Doordat de tuin de afgelopen jaren in verval was geraakt, werd besloten om de tuin te renoveren en daar het oorspronkelijke ontwerp van Gerrit Vlaskamp*) in terug te laten komen.
In samenwerking met studenten van het Nordwin College, Niemand aan de Zijlijn, Vrienden van Bennema State en de input van landschapsarchitecte Els van der Weijde en Aly van der Mark is er een creatief ontwerp ontstaan en tot uitvoering gebracht. Het verleden van deze tuin blijft in een nieuw jasje voortbestaan.
2021
Het complex wordt uitgebreid met 8 appartementen en 8 buurtkamers.
- Afstand tot jouw locatie: