Hier schon mal ein Vorgeschmack
Geschiedenis
In 1479 verkoopt Folka Wytiaz land bij Tytsjerk, genaamd toe Gela slaet. Dit is de eerste schriftelijke vermelding van dit landgoed.
Langs de Oude Weg (Suwâldsterdyk) tussen Hurdegaryp en Tytsjerk lag in 1718, volgens de kaart van Schotanus en Halma, een stinswier. Misschien mag de wier als een voorganger van het huis Galeslot worden gezien. In de 16de eeuw werd hier een herenhuis gesticht, dat vermoedelijk eigendom was van de ambtenarenfamilie Rataller. Galeslot zou een soortgelijke achtergrond hebben als het naburige Toutenburg in Swarteweisein onder Ryptsjerk.
Tussen 1531 en 1543 is Jeroen van Rataller eigenaar. Hij is in die jaren grietman van Tytsjerksteradiel en wordt opgevolgd door Johan van Rataller (†1590), die van 1549 tot 1584 grietman is. Diens dochter Genoveva erft Galeslot van hem. Zij trouwt met Wolphaert van Lezaen, die haar vader in 1584 opvolgt als grietman. Zowel Genoveva als Wolphaert zijn in Hurdegaryp begraven.
Dit echtpaar heeft één nakomeling: hun dochter Ida van Lezaen. Zij trouwt in 1613 met Sabe Jans van Wissema en in 1628 met Johan Watzes Roorda, waardoor Galeslot in handen van de adelijke familie Van Roorda komt en mogelijk de naam Roorda State krijgt.
In 1639 maakt Ida van Lezaen haar testament op, waarin ze als erfgenaam van Galeslot aanwijst in volgorde: Watze van Roorda (haar jongste zoon), Duco Sabinus van Wissema (zoon uit haar eerste huwelijk) en de oudste van haar kinderen of kleinkinderen met de naam Jan of Ida. Na de dood van Ida in 1648 en de dood van Johan in 1657 erft hun zoon Watze van Roorda "de kostelycke zate ende landen, bestaende in een huisinge, schuyre, hovinge, bomen ende plantagie Gaeleslot genoemd". Galeslot wordt in 1664 vermeld als belangrijke eigenerfde state.
In 1670 sterft Watze kinderloos. Hij wordt evenals zijn grootouders Wolphaert en Ida van Lezaen in de kerk aan de Zomerweg begraven. Het was deze Watze van Roorda die de familiebank in de vorige kerk liet plaatsen en zo zijn vaste plek in de kerk kocht. Deze herenbank, met familiewapen, werd rond 1668 gemaakt en is in 1711 meegegaan naar de huidige kerk. Na de dood van Watze vererft de State op Duco Sabinus van Wissema, een zoon uit het eerste huwelijk van Ida van Lezaen, met Sabe Jans van Wissema. Hij is getrouwd met Frau Bockesdr Burmania. Ze sterven respectievelijk in 1678 en 1680, waarna de State vererft op hun oudste dochter Ida van Wissema, in overeenstemming met het testament van Ida van Lezaen.
Op de kaart van Schotanus uit 1685 komen we de State tegen onder de naam Gaal Slot en vlak erbij wordt een Vogel Kooy (eendenkooi) aangegeven. De grachten om het huis zijn goed te herkennen. De huidige straatnamen Gaelekamp, Koaikamp en Einekoai verwijzen naar het terrein (kamp).
Als in 1706 het terrein wordt verkocht aan de familie Reitsma, zijn de gebouwen uit de 16e eeuw reeds lang verdwenen. In de 18e eeuw verandert de state in een boerderij. Deze boerderij, althans het woonhuis, is na 1750 opnieuw opgebouwd. De gracht rondom het Galeslot is tot op heden bewaard gebleven. Uit het archief blijkt dat Gielt Claassen Reitsma in 1828 eigenaar is en Gerrit Gjalts Reitsma in 1832.
De schuur van de boerderij wordt in 1902 afgebroken. Het woonhuis blijft staan en wordt in twee delen gesplitst: Hoeksterpaed 9 en 11. De Reitsma's verhuizen naar de boerderij aan de Rijksstraatweg 24. Op dit terrein staat sinds 1961 het huis van architect Abe Bonnema (1926-2001). Vanaf 1706 tot 1963 zijn de Reitsma’s eigenaar van Galeslot. De straatnaam Reitsmaweg verwijst nog naar deze invloedrijke familie.
Vanaf 1936 woont de familie Sibma op Hoeksterpaed 9. Op nummer 11 woont familie Dijkstra van 1936 tot 1952. Vanaf 1952 woont familie Lindeboom op dit adres. De echtgenotes van Theunis Sibma (1904-1976) en Reinder Lindeboom (1909-1982) zijn zussen: Jacoba (1909-1988) en Trijntje de Jong (1911-1994). Trijntje Lindeboom-de Jong is de laatste bewoonster van het oude Galeslot. Zij vertrekt op 23 februari 1989 naar een bejaardenwoning aan de Sinderhôven 188.
In 1963 wordt het terrein met opstallen door de familie Reitsma verkocht aan gemeente Tytsjerksteradiel onder het volgende beding: "Het huidige landschappelijke karakter van het onroerend goed…, bestaande uit een woonhuizinge met erf en tuin, omzoomd door een gracht met houtgewas, als één geheel te zullen handhaven, met dien verstande, dat herbouw, uitbreiding of verbouwing van het woonhuis, rekening houdende met de dan geldende wooneisen, zal zijn toegestaan."
Op de avond van Goede Vrijdag 24 maart 1989 brandt het uitgewoonde en verwaarloosde pand af. De grote lindeboom uiterst rechts achter het huis, vermoedelijk geplant na de sloop van de stal in 1902, is ook door de brand beschadigd, maar staat tot op heden nog fier overeind, evenals de leilindes voor het huis en de hulst links onderin de hoek.
Na de brand schrijft de gemeente een wedstrijd uit voor bebouwing en inrichting van het terrein. De voorkeur gaat uit naar vernieuwende architectuur, passend bij het monumentale karakter van het landgoed. De winnaars van de wedstrijd zijn de huidige bewoners.