By 18 April, the whole province of Friesland had been liberated, except for the Wadden Islands. Compared to other provinces, there was little fighting in Friesland. Overall, the few thousand German troops who had been unable to escape from Friesland were defeated by the Canadians relatively quickly.
The commander of the Royal Canadian Dragoons, Lieutenant Colonel Landell, praised the actions of the resistance by stating that "Friesland liberated herself". While that may be a bit of an exaggeration, the actions of the Frisian resistance undoubtedly accelerated the liberation. And reduced the number of casualties on the Allied side.
At least 31 resistance fighters lost their lives in confrontations with German troops and their Dutch accomplices. At least eleven Canadians and one Frenchman were killed on the Allied side. Dozens of civilian victims were also killed in the fighting and shelling. The number of casualties on the German side is not known, but it is believed that the number ran into hundreds. With 320 destroyed and 4000 damaged homes and 80 destroyed bridges, Friesland was materially the least damaged province of the Netherlands.
Many German soldiers fled towards the western part of the country. The retreating German troops gathered mostly in Harlingen, Makkum and Lemmer. From there, they tried to get away by boat across the IJsselmeer or via the Afsluitdijk to North Holland. The Wadden Islands also became a refuge for collaborators and German soldiers. Here, liberation was longer in coming.
On the island of Terschelling, the last German troops were disarmed by a British artillery regiment on 29 May. Two days later, the British crossed from Terschelling to Vlieland, and the liberation of that island was also a fact. Ameland was liberated on 3 June.
Personnel from the infamous Scholtenhuis, the SD headquarters in Groningen, had entrenched themselves on Schiermonnikoog. After their departure on 31 May, there was a celebration on the island, in spite of the six hundred members of the occupying troops who still were there. Only on 11 June did the last German soldiers leave Schiermonnikoog, and then the whole province of Friesland was free.
Most Canadian units that had liberated Friesland continued the battle in Groningen and North Germany after 18 April. Their war ended on 8 May 1945, when the surrender of all German armed forces became effective.
De fusillade in Dokkum is de grootste fusillade geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in Friesland. Een bloedig dieptepunt in de steeds hardere strijd tussen de Duitse bezetter en het verzet.
Het gaat om een wraakactie: drie dagen eerder overvalt het verzet bij het dorp De Valom een auto van de Sicherheitsdienst (SD) met daarin een belangrijke gevangene, in de hoop deze te bevrijden. Bij het vuurgevecht dat ontstaat komen een Duitse SD-er en zijn Belgische chauffeur om het leven.
Artur Albrecht, SD-chef in Friesland, is furieus en wil volgens een getuige Dokkum 'van de kaart van Nederland laten verdwijnen'. Zijn meerderen van de SD-Dienststelle in Groningen geven hem hier echter geen toestemming voor. In plaats daarvan worden twintig gevangenen uit gevangenissen in Friesland en Groningen gehaald en meegenomen naar een weiland aan de Woudweg in Dokkum.
De burgemeester van de stad is zelfs van huis gehaald om toe te kijken. De mannen moeten op een rij gaan liggen in de sneeuw. In groepjes van vijf worden ze naar voren geroepen. Dan klinken er schoten. De lichamen van de slachtoffers moeten een etmaal blijven liggen in de sneeuw, als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking. De slachtoffers zijn Friezen en Groningers. Sommigen zijn actief in het verzet, anderen zijn Todeskandidaten.
Aan de Woudweg in Dokkum herinnert een monument aan het drama. Jaarlijks is er bij dit monument een kranslegging waarbij leerlingen van scholen in Dokkum worden betrokken.
Verschillende leden van het vuurpeloton worden na de oorlog berecht voor hun betrokkenheid bij de fusillade en krijgen de doodstraf. Zo ook Artur Albrecht. Hij wordt op 21 maart 1952 gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Het is het laatste doodvonnis dat in Nederland wordt voltrokken.
Dokkum op de Dam
Enkele jaren later, op 4 mei 1956, onthult koningin Juliana het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam. Het monument speelt een centrale rol bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei die ook altijd wordt bijgewoond door het staatshoofd.
In het monument zijn elf urnen opgenomen met daarin ‘in bloed gedrenkte aarde’. Aarde afkomstig van van strijd- en fusilladeplaatsen uit de elf provincies. Later is ook een 12e urn met aarde uit Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) toegevoegd.
Voor het vullen van de Friese urn is aarde gehaald uit de omgeving van Kornwerderzand, strijdtoneel in de meidagen van 1940. Ook is aarde gehaald van fusilladeplaatsen, waaronder de Woudweg in Dokkum en Dronrijp waar op 11 april 1945, een paar dagen voor de bevrijding nog dertien mensen zijn gefusilleerd.